Een rups zit op een stuk elastiek dat één meter lang is. Hij wil van het ene einde naar, het andere kruipen; dat zou een eenvoudige zaak zijn - hij beweegt zich namelijk: met een constante snelheid van één cm per seconde - ware het niet dat het elastiek rekt.
Telkens nadat de rups een seconde heeft gekropen wordt het elastiek één meter langer. Na één seconde is bet dus. twee meter lang geworden, na twee seconden is het drie meter en na drie seconden is het tot vier meter uitgerekt enz.
Van de arme rups wordt aangenomen dat hij niet alleen de omvang heeft van het bekende onstoffelijke punt, maar ook dat, hij nooit een vlinder wordt.
Als dit probleem start, zit hij precies aan het begin van het stuk rubber, dat, zoals je begrijpt, eindeloos rekbaar is. Het uitrekken geschiedt plotseling, 'als in een tijdloze flits’.
De vraag dringt zich op of de rups ooit het einde van het elastiek zal bereiken. En zo ja, wanneer?

P.S. Men zegt zelfs dat de rups, met diezelfde snelheid van 1 cm/sec, aan het einde van het elastiek zou komen ook als dat 1 km lang was en elke seconde 1 km langer werd. Ik kan het haast niet geloven.

[Leon Vié: "Far out. Denk mee met Leon Vié". In: NRC Handelsblad, 6-6-1981.]